Amram over de evolutie van de Oudtestamentische mens naar de Nieuwtestamentische mens.

“Amram spreekt in Joachim, spreekstem voor de Gidsen onder Ezechiël. 

De reden waarom men mij naar voren schuift als spreekstem is omdat ik, Joachim, de Oudtestamentische mens moet verbinden met de Nieuwtestamentische mens. Het blijkt namelijk dat heel wat mensen niet de overstap kunnen maken van de mentaliteit die er heerste in de tijd voor Christus naar de mentaliteit van na Christus’ komst. Ook ik heb die les door te nemen vooraleer ik opnieuw naar de wereld kan afdalen. Ik kom recht uit het tijdperk waar “oog om oog, tand om tand” de stelregel was.

Voor Jezus’ geboorte was er immers een tijdperk van stammentwisten, van volksverhuizingen en rampen. Men waande zich het slachtoffer van het strenge oordeel van God. Men geloofde in de straffende God. Men voelde zich voortdurend bekeurd. De Oudtestamentische volkeren ontdekten daarom de (noodzaak tot) wetgevingen en regelgevingen die voor een heel volk of natie op schrift werden gesteld. Niet voor niets is Mozes in die periode in de Bijbel het hoofdpersonage. Hij is de radeloze man die de berg beklimt en de stenen tafelen ontvangt. Hij ziet dat zijn volk een soort structuur nodig heeft, iets als een wetgeving die een leidraad zou worden om beter te kunnen functioneren. Hij is er getuige van hoe er zelfs in zijn eigen clan bandeloosheid en criminaliteit ontstaan. Hij ziet hoe de mensen hun houvast in God verliezen en enkel nog met magische tekenen kunnen overbluft worden. Hij vraagt aan God inspiratie die hij op zijn tabletten zal kunnen neerschrijven en ontvangt de Tien Geboden.

In feite is dat het menstype dat nu verlaten wordt. De regelgevingen van buitenaf worden vervangen door de regelgevingen van de ziel. Want daarvoor is Jezus mens geworden. Hij is afgedaald om de mensen te verbinden met de Geest. Met de Anima, de Wereldziel. En de wereldziel weerspiegelt zich in de individuele zielen. En elke ziel is de ordehandhaver van de wezens die van haar uit worden gezonden. De ziel is de hogere autoriteit, de wettensteller. Zij is de enige die precies weet wat goed is voor het individu dat zij onder haar beheer houdt.

Omdat de mensen de overslag van de Oude Wet, namelijk de wereld van vóór Jezus’ komst, naar de Nieuwe Wet moeilijk konden maken, ging Jezus predikend rond. Hij verbond de mensen met Zijn Vader in de Hemel. Die God is een Goede Herder, een welwillende innemende Vader die de schepselen als Zijn kinderen ziet. Een God bovendien die gelooft in de waarachtige en goede kern in ieder schepsel. De Oudtestamentische mens is een sterveling die zichzelf bekeurt en bestraft. De zelfbestraffing zit er stevig ingebakken. Die angel is het die er uitgetrokken moet worden. 

Dat is wat Ik vraag om vandaag te doen. 

Zelfbestraffing is verpakt in vele vormen. Zelfbestraffing wordt vaak vertaald in zichzelf de adem benemen; de adem die in wezen de Goddelijke Inspraak is in ieder. Bijvoorbeeld door slijmvorming en langdurige longaandoeningen, of door oppervlakkig te ademen en zichzelf te weinig van zuurstof (lees levensadem) te voorzien; door zich te pletter te roken; door te weinig in de natuur te komen en de longen diep adem halend open te zeten. 

De Goddelijke Inspraak is hetzelfde als de aanraking door de Hogere Wereld. Want heel wat lichtwezens zijn zo bereidwillig om de Adem Gods, of anders gezegd de Stroom van Leven, tot bij en in de mens te brengen. Wie zich openstelt voor de instroom van de Goddelijke Adem, voelt Gods Kracht wezenlijk aanwezig komen. 

Adem daarom met God.Voel je niet bekeurd.Waar zit dat zelf-bestraffende stuk? Waar zit die zelfbekeuring? 

U denkt wellicht van uzelf dat u niet zo is. Het is immers lastig om de zelfbekeuring of het zelfverwijt helder te herkennen bij zichzelf. Bij anderen lukt dat heel wat beter! Als het lichaam aanwijzer is, waar zit het dan begraven? Waarom speelt het nog mee? 

Laten we gaan kijken naar een verhaal uit het leven van Jezus waar de zelfbestraffing werd opgeheven bij de vrouw.Jezus komt op een van zijn tochten bij een waterput waar Hij zich wil verfrissen. Hij treft er een vrouw aan. ‘Wil jij voor mij een kruik water bovenhalen’, vraagt Jezus haar. Zij wendt zich af want wil de man niet in het gelaat kijken. Dat heeft ze thuis geleerd. Je mag een vreemde man niet bedienen, tenzij met afgewend hoofd. Jezus neemt haar bij de arm, draait haar naar zich toe en zegt: ‘Kijk naar mij, ik ben je broeder. Waarom ben je bang van me? Ik doe jou niets. Je bent niet mijn slavin. Niet mijn vrouw of onderhorige. Geef mij wat water om me te verfrissen.’ 

De vrouw giet wat water uit de kruik in een kom, zodat Jezus Zijn gelaat, borst en handen kan wassen en trekt zich vervolgens een eind verderop terug onder een schaduwrijke boom. Jezus laat het gebeuren. Wanneer Hij zich verfrist heeft, roept Hij haar weer naderbij. ‘Laat Mij je onderrichten: wat heb je nu geleerd, na wat je met mij hebt meegemaakt?’ De vrouw kijkt erg beduusd. Ze is verlegen en vraagt zich af wat Jezus bedoelt. Hij laat haar nog dieper in zichzelf tasten: ‘Waarom sta jij toe dat je als een onderhorige wordt behandeld? Waarom wend je je af en kijk je me niet in de ogen, zoals de vrije vrouwen in de woestijn? Je hebt bestaansrecht. Voor God zijn alle wezens gelijk, mannen én vrouwen.’ Zo heeft Jezus met de vrouw aan de put een bevrijdend gesprek. 

Ik voer dit bevrijdende gesprek vandaag met jou.Hoewel jij een bevrijde vrouw of kortom bevrijde mens lijkt te zijn, ben je niet zo bevrijd als je wel denkt. Je vraagt je bijvoorbeeld af of het niet tijd is om eindelijk je ding te doen, jezelf waar te maken, de juiste bezigheid te kiezen. Of om naar buiten te treden, zodat je licht niet langer onder de korenmaat verstopt zit maar breeduit mag schijnen. Dit zijn Bijbelse woorden;

Diep vanbinnen vraag jij je af of je in dit leven wel genoeg doet, of je ziel wel tevreden is over je. Of je aan het eind wel de voldoening zal smaken die je opgelucht helpt overgaan, al zuchtend “het is volbracht”. Steeds is er aan je binnenkant dat stemmetje dat zegt dat je niet voldoende inzet toont, niet voldoende tot stand brengt of realiseert, niet goed bezig bent.

Die zelfbekeuring veroorzaakt een diep verdriet. Het verdriet van niet te voldoen. Vooral niet te voldoen aan God-Schepper. En verdriet vormt tranen. En tranen verzilten het lichaam, en vormen slijmen. Altijd wijst verslijming, of dat nu in de longen is of in de darmen of elders, op diep verdriet. Het is tijd om ernaar te kijken.Vandaag gaat er heel wat aandacht naar vrouwen in de wereld. Dat is niet verkeerd. Er zit in vele culturen nog minachting voor de vrouw. De vrouw van de Nieuwtestamentische tijd of kortweg de Nieuwe Tijd, is een bevrijde vrouw. 

En wat is er gebeurd nadat Jezus weldoende rondging? Is het niet zo dat Hij tijdens Zijn tochten en onderrichtingen vrouwen aanraakte en initieerde, zoals Hij mannen aanraakte en initieerde? Na Jezus’ dood werd er een genootschap opgericht. Dat genootschap werd een Kerk, een organisme waarin regelgevingen werden opgesteld en geestelijke én fysieke attitude werden vastgelegd. En weer werd de vrouw naar de tweede plaats verbannen. Weer werd zij beschouwd als het oorkussen van de duivel. Zij was immers als Eva, de verleidster die Adam op het slechte pad had gebracht. En werd de geliefde vriendin van de Heer, Maria Magdalena, niet verbannen uit de heiligenrangen? Het kon niet waar zijn dat zij het evangelie had verkondigd; men kon niet aanvaarden dat zij zo dicht bij Jezus had gestaan als er oorspronkelijk werd verteld. De verdonkermaning die bijna 2000 jaar heeft geduurd heeft de vrouw weer in haar Oudtestamentische rol geduwd. Maria Magdalena was echter een vrouw met een boodschap, met een unieke expressie. 

Elke vrouw heeft zoals elke man een boodschap, een expressie. Daarom neem Ik jou bij de hand: zie het in de geest gebeuren alsof Ik, Amram, voor jou sta. En ik trek je overeind. Ik trek jou in de Nieuwe tijd. Al die bekeuring die al geslachten lang op jou weegt, wordt weggenomen. Alle zwaarte wordt weggenomen uit jouw ziel, zowel als uit jouw celgeheugen. Telkens jij jezelf betrapt op het bekeurende innerlijke stemmetje, draai je een knop om en keer jij je gedachten om. Telkens je lichaam in nood komt te zitten, hef je je hoofd op, trek je je schouders achteruit en adem je bevrijd. Innerlijk spreek je je lichaam toe en vertel je het lieve lijf dat de oude ziekelijke toestand niet langer bij je hoort. Je verklaart met innerlijke kracht dat die toestand uit het verleden niet langer bepalend en beperkend invloed uitoefent.Dat zal je nog vaak opnieuw moeten herhalen, want het lichaam wordt pas bevrijd van zware prenten na herhaaldelijk toespreken. 

Waar zit die bekeuring?

Niet enkel in de borst, in de longen en het hart. Ook in het bekken. Daar zit de vrouw die haar benen moet spreiden voor de man. Daar zit de vrouw die kinderen moet baren om nakomelingschap veilig te stellen, opdat hij zijn naam zou kunnen doorgeven. Diep in het bekken zit de vrouw van de gehoorzaamheid. De vrouw van de toewijding aan iemand anders, niet aan zichzelf en God en wereld. Open daarom de bekkenbodem door er met je aandacht in te gaan en voel hoe je jouw bekken wijdt aan de grote Godin of aan de Moeder. Ook als man kan je dat vanuit je verborgen vrouwelijke natuur doen. Besef dat je een poort bent van vruchtbaarheid. Niet enkel om vrucht voor te brengen als vader of moeder van kinderen, doch ook in de vorm van ontelbare andere expressies. Elke mens staat in dienst van God, en de vrouwelijke zijnswijze benadert het baren van de Schepper-Godin, zoals de mannelijke zijnswijze eerder de inrichtende bezieling van de Schepper-God tot uitdrukking brengt. En samen vormen man en vrouw een onverbreekbare – doch tegelijk ook zeer breekbare –  samenwerkende unie. Zo heeft God-Schepper het gewild. Breng samen dit inzicht in de ether, waar de mensen van goede wil bereikbaar zijn voor elkaar.”

(hoofdstuk in Sibille 2 en tekst van de kerstviering 2019)